Staatssecretaris Dekker: Kies voor een carrière in het onderwijs

DEN HAAG - "Als je zoekt naar een baan met relevantie en impact waarin je het verschil kunt maken in het leven van jonge mensen, dan staat onderwijs met stip bovenaan.”

Volgens staatssecretaris Dekker doen jongeren én ouderen er goed aan te kiezen voor een carrière in het onderwijs. De staatssecretaris weet waar hij het over heeft. Dekker gaf zelf ook een tijdje les op de universiteit, aldus een interview met het Reformatorisch Dagblad.

Wat hebt u met onderwijs?

„Er gaat niets boven het werken met talenten. Aan het begin van mijn carrière was ik onderzoeker en docent politie/justitie op de universiteit. Daar zag ik jonge mensen groeien. Dat is mooi. Daar haal je als docent voldoening uit. Die groei van leerlingen zag ik vanaf de andere kant toen ik daarna wethouder Onderwijs werd in Den Haag.”

Waarom zou een jongere moeten kiezen voor een opleiding tot onderwijsgevende?

„Als je zoekt naar een baan met relevantie en impact waarin je het verschil kan maken in het leven van jonge mensen, dan staat het onderwijs met stip bovenaan. Een goede leerkracht is niet alleen een vakman en een identificatiefiguur; hij helpt jongeren ook om stappen te zetten en eigen talenten te ontdekken. Ik heb zelf heel inspirerende leraren gehad. Ik denk aan mijn leerkracht Frans op het voortgezet onderwijs. Die leerde mij niet alleen de taal, maar bracht me ook liefde voor Frankrijk bij. Die ben ik nooit meer kwijtgeraakt. Gaat het over de protestants-christelijke jenaplanschool waar ik daarvoor zat, dan denk ik aan de leerkracht die voor mij op de fiets naar het voortgezet onderwijs ging om daar voor mij extra rekenopdrachten te halen.”

Ziet u graag ook meer zijinstromers?

„Ik vind het heel goed als mensen met levenservaring en vakkennis in het onderwijs aan de slag gaan. Dat is mooi voor de mensen zelf, maar ook voor de leerlingen. Daar wordt het onderwijs rijker van. Maar onderwijzen is wel een vak. Onderwijsgevenden moeten een klik hebben met de jongeren en het vak kunnen overbrengen. Niet iedere topkok is automatisch een goede docent. Ik vind het daarom essentieel dat docenten de juiste papieren hebben.”

Leraren en ook herintreders lopen al jaren aan tegen de administratieve lastendruk en de vergadercultuur in het onderwijs. Kunt u daar wat aan doen?

„Laat je er niet door weerhouden. In ieder vak moet je dingen bijhouden. Dat was vroeger in het onderwijs niet anders. Ook ik vind dat er een eind moet komen aan administratie in het onderwijs waarvan het nut niet vaststaat. Als docenten het gevoel hebben dat hetgeen ze doen niet nuttig is, moeten ze ermee stoppen. Die ruimte is er in het onderwijs. Overigens is een groot deel van deze administratie ontstaan door regels die scholen zichzelf opleggen. Ik zie dat scholen die werk maken van het verminderen van de administratieve rompslomp daar ook enorme slagen in kunnen maken.”

Kunt u ook zo’n mooie advies gegeven als het gaat om werkdruk? Volgens een onderzoek van de Algemene Onderwijsbond werken leraren 48 uur per week.

„Dit hangt samen met het vorige punt. Als je hoogopgeleid bent, loop je soms een stapje harder en werk je weleens meer dan de afgesproken uren. Als we in het onderwijs stoppen met nutteloze administratie en eindeloze vergaderingen scheelt dat leraren niet alleen enorm veel tijd, het komt ook het plezier in het werk ten goede.”

De Tweede Kamer heeft onlangs een motie van D66 aanvaard om het aan lesuren voor leraren te beperken tot 20, tegen gemiddeld 25 nu. Gaat u de motie uitvoeren?

„D66 draait docenten een rad voor ogen. Het klinkt mooi, maar zoiets kost een kleine 2 miljard euro per jaar, en dat geld leverden de democraten er niet bij. Bovendien neemt het lerarentekort met deze maatregel toe. D66 houdt onderwijsgevenden voor de gek.”

De overheid kiepert veel problemen van de samenleving over de schutting bij scholen. Hoe moeten onderwijsgevenden daarmee omgaan?

„Ik denk liever in kansen dan in bedreigingen. Als er ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden in de wereld, komt het gesprek daarover ook in de klas op gang. Dan is het belangrijk dat leraren de boeken eens dicht laten en met de leerlingen het gesprek aangaan. Juist dan komt de vormende taak van het onderwijs om de hoek kijken. Identiteitsontwikkeling en het ontwikkelen van een moreel kompas zijn wat mij betreft net zo belangrijk als het bijbrengen van feitenkennis. Leerlingen leren wat goed en kwaad is. Leerlingen leren zich in te leven in de positie van anderen. Het onderwijs heeft een belangrijke taak in het overbrengen van onze Nederlandse kernwaarden. Daar mag wat mij betreft nog wel een schepje bovenop.”

Maar u hebt het onderwijs wel opgezadeld met een afrekencultuur.

„We zijn inderdaad veeleisend geweest. Het onderwijs is nooit af. Scholen moeten steeds bezig blijven om te bezien hoe het onderwijs beter kan. Stilstand is achteruitgang. Ik ben blij dat het aantal zwakke tot zeer zwakke scholen de afgelopen jaren is gehalveerd en dat het aantal excellente scholen is verdubbeld. Dat is een groot compliment waard voor de juffen en meesters die dat voor elkaar hebben gekregen. Ik zou dat overigens geen afrekenen noemen, maar samen werken aan kwaliteit.”

Veel onderwijsgevenden in de achterban van het Reformatorisch Dagblad vrezen dat de overheid ooit nog de vrijheid van onderwijs de nek zal omdraaien. Kunt u hen gerust stellen?

„Dat zal ík niet laten gebeuren. Ik ben juist erg voor onderwijsvrijheid: die biedt ouders de vrijheid om het beste onderwijs voor hun kind te kiezen, het leidt tot variatie en tot hoge kwaliteit. Verder stimuleert artikel 23 het particuliere initiatief. Allemaal zaken die ik al liberaal koester.”

Denkt u ander over het orthodox-christelijk onderwijs dan vier jaar geleden bij uw aantreden?

„Het reformatorisch onderwijs heeft een sterkte identiteit. Dat komt voort uit de vrijheid van onderwijs. Er is een grote mate van betrokkenheid en een gevoel van eigenaarschap. Binnen de school, maar ook daarbuiten. Dat waardeer ik zeer. Bovendien is de onderwijskwaliteit op deze scholen bovengemiddeld. Ik heb daar de achterliggende jaren meer oog voor gekregen.”

Er komt geen „maar”?

„Nee.”

Bron: Reformatorisch Dagblad

Laatste nieuws