MBO Raad positief over contouren werkagenda mbo

UTRECHT - Met de kaderbrief werkagenda mbo geeft de minister van OCW een helder signaal af over de centrale betekenis van het mbo in de ontwikkeling van onze samenleving en economie. Adnan Tekin, voorzitter MBO Raad: “Het geeft vertrouwen dat het Kabinet laat zien zich oprecht te hebben verdiept in het mbo en wat we nodig hebben van overheid en samenwerkingspartners om zoveel jongeren en volwassenen te laten excelleren.” Dat meldt de MBO Raad.

Werkagenda opvolger bestuursakkoord

In de werkagenda mbo werken de ministers van OCW met de MBO Raad namens de sector het ‘aandeel mbo’ in het realiseren van de kabinetsambities verder uit. De werkagenda is de opvolger van het Bestuursakkoord ‘Trots, vertrouwen en lef’ dat de MBO Raad in 2018 sloot met het vorige kabinet en eind dit jaar afloopt. De werkagenda krijgt, zo stelt de minister in zijn brief, als kern het bevorderen van kansengelijkheid, verbeteren van aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, verbeteren van kwaliteit, onderzoek en innovatie.

Kansrijk

In de brief beschrijft de minister wat hij in zijn ambtsperiode tot nu toe heeft opgehaald uit zijn gesprekken met onder meer jongeren. “Voor ons als scholen hebben de ambities een hoge herkenbaarheidsfactor. Ons onderwijs staat in dienst van jongeren en volwassenen om in een opleiding richting een beroepsdiploma en daarna met leven lang ontwikkelen het beste uit zichzelf te halen. We steunen en begeleiden ze daarbij, met het best mogelijke beroepsonderwijs. ‘Kansrijk’ is daarbij altijd het vertrekpunt. Met elke opleiding of delen van opleidingen draagt elke school bij aan een kansrijke start of doorstart op de arbeidsmarkt en in de samenleving. De kernonderdelen die de minister benoemt, zijn daarbij prima kaders.” 

Samenwerking en voldoende middelen randvoorwaarden voor slagen

Tegelijk is de MBO Raad ook alert op de haalbaarheid van verwachtingen die de brief op onderdelen lijkt te gaan stellen aan de scholen. “Niet van alle uitdagingen is het realistisch te verwachten dat ze kunnen worden aangepakt door alleen de scholen. Een voorbeeld is stagediscriminatie. Een hardnekkig probleem dat plaatsvindt op de werkvloer. Het bedrijfsleven heeft in de aanpak ervan een hoofdrol, en we ondersteunen bedrijven daarin uiteraard graag binnen onze mogelijkheden. Dat mag wat ons betreft heel helder in de agenda worden opgenomen.” Het sterkt Tekin dat het bedrijfsleven, met zoveel andere samenwerkingspartners, mee wil tekenen met de uiteindelijke werkagenda mbo. “Het is in de eerste plaats een groot compliment aan het mbo: het belang van ons beroepsonderwijs wordt gezien, ervaren en gesteund. Uitvoering van de grote ambities in de werkagenda mbo kan geen verantwoordelijkheid zijn van de scholen alleen; succes staat of valt met de samenwerking met landelijke en regionale partners zoals het bedrijfsleven en gemeentes.” Andere randvoorwaarden zijn ruimte voor regionale invulling, een heldere publieke opdracht voor leven lang ontwikkelen en extra middelen voor onderzoek en innovatie. “En,” benadrukt Tekin, “investeren in docenten. Dat is ons belangrijkste kapitaal. In het mbo werken moet aantrekkelijk zijn en blijven. Dus randvoorwaardelijk is ook aandacht voor professionalisering, werkdruk en beloning.”

Eigen visie op waarde mbo

De kaderbrief van de minister is de opmaat naar het inhoudelijk laden van de werkagenda mbo. Daarover is het ministerie in overleg met de MBO Raad. Tekin: “Ik heb alle hoop dat we vlak na Prinsjesdag een mooie, breed gedragen werkagenda mbo kunnen presenteren met afspraken die ons de komende jaren gidst door de kabinetsambities.” De MBO Raad werkt met de scholen zelf als vereniging aan de eigen visie op de waarde van het mbo en de inzet van de scholen voor de ontwikkeling van landelijke en regionale samenlevingen en de economie. “Een belangrijke basis voor het mbo en het onderwijs van toekomst.”

Laatste nieuws